Geert De Rijcker Kring 11 juli viering 2007 |
woensdag 11 juli 2007
2de 11 juli viering
Op maandag 9 juli vierden wij onze tweede 11 juli viering. Wij stonden stil bij het graf van Frans Van Brussel, Dr. Geert De Rijcker en Fons Dhollander. Nadien was er een toespraak door Alain Cleyman. Hieronder vindt u foto's alsook de teksten van de verschillende toespraken.
11 Juli: Bij het graf van Frans Van Brussel
Toespraak door door Astère Vaerewijck, bestuurslid van de Dr. Geert De Rijcker-Kring.
Vlaamse vrienden,
Vandaag, 9 juni, precies 161 jaar geleden werd Frans Van Brussel hier in Stekene geboren. Als zoon van eenvoudige volksmensen deed hij alleen lager onderwijs.
Maar zijn beperkte studies compenseerde hij met buitengewone zelfontwikkeling. Hij bezat een gezond boerenverstand gepaard gaande met een duidelijke welsprekendheid.
Op zijn 51ste levensjaar voelde hij zich geroepen om aan politiek te doen. Aanvankelijk uitgelachen en afgewezen omdat hij maar een boer was, zoals het boerke Naas verging…. stelde Boerke” van Brussel zich kandidaat voor de kamer van volksvertegenwoordigers.
De verkiezingen van 22 mei 1998 waren een overrompelend succes. Gesteund door de onderdrukte en minderwaardig beschouwde burgers van het Waasland, behaalde hij 26.171 voorkeurstemmen. Het gelach van de “heren” verstomde.
Hij bleef volksvertegenwoordiger van 1898 tot 1922 en was actief lid van de Vlaamse Kring in Stekene.
Hij overleed op 18 juli 1923. Op zijn graftombe staat gebeiteld: “Is stom voortaan zijn machtig woord, zijn levensdaden spreken voort”.
“Boerke” van Brussel had zich een reputatie opgebouwd tijdens zijn politieke carrière van snedige antwoorden en tussenkomsten en een Vlaamse reflex in het parlement.
Op 6 maart 1906 stelde Van Brussel een vraag aan de toenmalige minister “ van den ijzeren weg” aangaande de gebrekkige treinverbindingen vanuit het Waasland naar Brussel.
Het antwoord kwam terug in het Frans, terwijl het enkel het Waasland betrof. De reactie van Van Brussel liet niet op zich wachten: “Eerst en vooral mijne heren moet ik een klacht laten horen over de onhoffelijke handelswijze van onze achtbare collega Persoons. Hoewel hij mij beloofd had Vlaams te spreken, heeft hij zijn ondervraging in het Frans voorgedragen. De achtbare heer minister heeft verkozen dat de heer Persoons de Franse taal zou bezigen. Dat is een ongepaste handelswijze voor een minister die evengoed Vlaams als Frans verstaat en ook voor de achtbare heer Persoons, die flamingant speelt op zijn propagandameetings, maar die het nuttig oordeelt hier Frans te spreken. Het zou veel schoner zijn van zijn kant hier de taal van zijn kiezers te gebruiken”.
Ook de koning kreeg van hetzelfde Vlaamse laken een broek aangemeten. Tijdens één van zijn ontmoetingen met Leopold II zei deze tegen Van Brussel: ”C’est Monsieur Van Brussel, du Pays-de-Waes, que j’ai encore vu un autre jour”?
Waarop Van Brussel antwoordde: “Sire indien uwe majesteit Vlaams sprak, dan zou ik u kunnen antwoorden”.
Waarmee bewezen is dat wij en “Boerke” Van Brussel dezelfde strijd voeren, laat ons dat even in overweging nemen met één minuut stilte. Ik dank u.
Stekene 9 juli 2007
Vlaamse vrienden,
Vandaag, 9 juni, precies 161 jaar geleden werd Frans Van Brussel hier in Stekene geboren. Als zoon van eenvoudige volksmensen deed hij alleen lager onderwijs.
Maar zijn beperkte studies compenseerde hij met buitengewone zelfontwikkeling. Hij bezat een gezond boerenverstand gepaard gaande met een duidelijke welsprekendheid.
Op zijn 51ste levensjaar voelde hij zich geroepen om aan politiek te doen. Aanvankelijk uitgelachen en afgewezen omdat hij maar een boer was, zoals het boerke Naas verging…. stelde Boerke” van Brussel zich kandidaat voor de kamer van volksvertegenwoordigers.
De verkiezingen van 22 mei 1998 waren een overrompelend succes. Gesteund door de onderdrukte en minderwaardig beschouwde burgers van het Waasland, behaalde hij 26.171 voorkeurstemmen. Het gelach van de “heren” verstomde.
Hij bleef volksvertegenwoordiger van 1898 tot 1922 en was actief lid van de Vlaamse Kring in Stekene.
Hij overleed op 18 juli 1923. Op zijn graftombe staat gebeiteld: “Is stom voortaan zijn machtig woord, zijn levensdaden spreken voort”.
“Boerke” van Brussel had zich een reputatie opgebouwd tijdens zijn politieke carrière van snedige antwoorden en tussenkomsten en een Vlaamse reflex in het parlement.
Op 6 maart 1906 stelde Van Brussel een vraag aan de toenmalige minister “ van den ijzeren weg” aangaande de gebrekkige treinverbindingen vanuit het Waasland naar Brussel.
Het antwoord kwam terug in het Frans, terwijl het enkel het Waasland betrof. De reactie van Van Brussel liet niet op zich wachten: “Eerst en vooral mijne heren moet ik een klacht laten horen over de onhoffelijke handelswijze van onze achtbare collega Persoons. Hoewel hij mij beloofd had Vlaams te spreken, heeft hij zijn ondervraging in het Frans voorgedragen. De achtbare heer minister heeft verkozen dat de heer Persoons de Franse taal zou bezigen. Dat is een ongepaste handelswijze voor een minister die evengoed Vlaams als Frans verstaat en ook voor de achtbare heer Persoons, die flamingant speelt op zijn propagandameetings, maar die het nuttig oordeelt hier Frans te spreken. Het zou veel schoner zijn van zijn kant hier de taal van zijn kiezers te gebruiken”.
Ook de koning kreeg van hetzelfde Vlaamse laken een broek aangemeten. Tijdens één van zijn ontmoetingen met Leopold II zei deze tegen Van Brussel: ”C’est Monsieur Van Brussel, du Pays-de-Waes, que j’ai encore vu un autre jour”?
Waarop Van Brussel antwoordde: “Sire indien uwe majesteit Vlaams sprak, dan zou ik u kunnen antwoorden”.
Waarmee bewezen is dat wij en “Boerke” Van Brussel dezelfde strijd voeren, laat ons dat even in overweging nemen met één minuut stilte. Ik dank u.
Stekene 9 juli 2007
11 Juli: Bij het graf van Dr. Geert De Rijcker
Toespraak door Ivo De Cock, voorzitter Dr. Geert De Rijcker Kring.
Goede vrienden, Vlaams nationalisten,
Rond de tijd dat “boerke” Van Brussel overleed, vatte Geert De Rijcker zijn studies aan voor geneesheer in Leuven. Het was de tijd dat de studenten protesteerden tegen het uitblijven van de vernederlandsing van de universiteiten en voor amnestie voor de activisten. De Rijcker sloot zich aan bij het radicale Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond dat pleitte voor zelfbestuur voor Vlaanderen. Hoe het er aan de universiteit aan toeging toen Geert De Rijcker er studeerde, vertel ik in een korte bloemlezing:
In juli 1923 werd het wetsontwerp-Pierre Nolf gestemd dat een gedeeltelijke vernederlandsing van de leergangen inhield. Hierop riep het overkoepelende Algemeen Vlaams Hoogstudentenverbond (AVHV) met succes een boycot uit van de Nederlandstalige afdeling van de zogenaamde Nolf-barak. In februari 1924 kwam het tot een conflict rond een door het KVHV op touw gezette manifestatie ter ere van August Borms. Bij een botsing tussen Vlaamse en Waalse studenten, na afloop van het Groot-Nederlands Studentencongres op 15 april 1924 in Leuven ,werd de Vlaamse student Berten Vallaeys ernstig gewond door een revolverschot. Drie dagen later werd de dader, de Waal Colback, door het Belgische gerecht op vrije voeten gesteld. Op 3 mei 1924 vaardigde rector Paulin Ladeuse een verbod uit op het houden van politieke vergaderingen. Wie tegen deze maatregel protesteerde, werd van de universiteit gestuurd. Colback en de rustverstoorders werden met rust gelaten. Op 22 december hielden de Walen een vergadering met politieke strekking. De rector trad niet op, in tegendeel, hij bezorgde hen een zaal. Op 16 januari 1926 stuurde kardinaal Mercier zijn gelukwensen aan de coalitie van Waalse en franskiljonse studenten, die zich tegen de Vlaamse studenten openlijk verenigden. De Bormsverkiezing in december 1928 gaf te Leuven aanleiding tot betogingen en straatgevechten tussen Vlaamse en Franstalige studenten.
Tijdens de kerstvakantie ontvingen de ouders van alle Vlaamse studenten een schrijven van de rector waarin geëist werd dat de student er zich schriftelijk toe zou verbinden zich te onthouden van alle separatistische of anti-Belgische betogingen.
De Rijcker die intussen preases geworden was van het KVHV en actief deelnam aan het studentenprotest, werd van de universiteit weggestuurd. Hij kwam in Gent terecht waar hij verkozen werd tot voorzitter van het radicale Algemeen Vlaams Hoogstudenten Verbond (AVHV). Hij gaf het AVHV een nieuwe adem en verhardde de boycotcampagne tegen het uitblijven van de vernederlandsing van het hoger onderwijs. Onder impuls van Geert De Rijcker werd het maandblad Den Uyl opgericht (dat verscheen van november 1928 – maart 1933) met de bedoeling een spreekbuis te zijn voor de radicaal Vlaamsgezinde studenten. De toon van het maandblad was dan ook overwegend strijdlustig en wilde de studenten een platform bieden om de boycot van de Nolf-barak te verdedigen. De oplage bereikte in die periode een hoogtepunt. Er werd zelfs beweerd dat het blad de hoogste oplage van alle studentenbladen kende.
Na zijn studies kwam Geert De Rijcker tussen 1929-1930 naar Stekene op verzoek van zijn schoonbroer Victor Leemans. Ook hier duurde het niet lang of hij lag overhoop met de berekenaars die liever verdienen dan hun volk te dienen.
In 1935 werd hij arrondissementsleider van het VNV en in 1938 nam hij deel, als lijsttrekker, aan de gemeenteraadsverkiezingen in Stekene. Met de lijst Vlaams Blok behaalde hij 22% van de stemmen met als resultaat 2 gekozenen van de 11 raadsleden.
Twee jaar later stierf Dr.Geert De Rijcker veel te jong op 39- jarige leeftijd.
Goede vrienden, Vlaams nationalisten,
Rond de tijd dat “boerke” Van Brussel overleed, vatte Geert De Rijcker zijn studies aan voor geneesheer in Leuven. Het was de tijd dat de studenten protesteerden tegen het uitblijven van de vernederlandsing van de universiteiten en voor amnestie voor de activisten. De Rijcker sloot zich aan bij het radicale Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond dat pleitte voor zelfbestuur voor Vlaanderen. Hoe het er aan de universiteit aan toeging toen Geert De Rijcker er studeerde, vertel ik in een korte bloemlezing:
In juli 1923 werd het wetsontwerp-Pierre Nolf gestemd dat een gedeeltelijke vernederlandsing van de leergangen inhield. Hierop riep het overkoepelende Algemeen Vlaams Hoogstudentenverbond (AVHV) met succes een boycot uit van de Nederlandstalige afdeling van de zogenaamde Nolf-barak. In februari 1924 kwam het tot een conflict rond een door het KVHV op touw gezette manifestatie ter ere van August Borms. Bij een botsing tussen Vlaamse en Waalse studenten, na afloop van het Groot-Nederlands Studentencongres op 15 april 1924 in Leuven ,werd de Vlaamse student Berten Vallaeys ernstig gewond door een revolverschot. Drie dagen later werd de dader, de Waal Colback, door het Belgische gerecht op vrije voeten gesteld. Op 3 mei 1924 vaardigde rector Paulin Ladeuse een verbod uit op het houden van politieke vergaderingen. Wie tegen deze maatregel protesteerde, werd van de universiteit gestuurd. Colback en de rustverstoorders werden met rust gelaten. Op 22 december hielden de Walen een vergadering met politieke strekking. De rector trad niet op, in tegendeel, hij bezorgde hen een zaal. Op 16 januari 1926 stuurde kardinaal Mercier zijn gelukwensen aan de coalitie van Waalse en franskiljonse studenten, die zich tegen de Vlaamse studenten openlijk verenigden. De Bormsverkiezing in december 1928 gaf te Leuven aanleiding tot betogingen en straatgevechten tussen Vlaamse en Franstalige studenten.
Tijdens de kerstvakantie ontvingen de ouders van alle Vlaamse studenten een schrijven van de rector waarin geëist werd dat de student er zich schriftelijk toe zou verbinden zich te onthouden van alle separatistische of anti-Belgische betogingen.
De Rijcker die intussen preases geworden was van het KVHV en actief deelnam aan het studentenprotest, werd van de universiteit weggestuurd. Hij kwam in Gent terecht waar hij verkozen werd tot voorzitter van het radicale Algemeen Vlaams Hoogstudenten Verbond (AVHV). Hij gaf het AVHV een nieuwe adem en verhardde de boycotcampagne tegen het uitblijven van de vernederlandsing van het hoger onderwijs. Onder impuls van Geert De Rijcker werd het maandblad Den Uyl opgericht (dat verscheen van november 1928 – maart 1933) met de bedoeling een spreekbuis te zijn voor de radicaal Vlaamsgezinde studenten. De toon van het maandblad was dan ook overwegend strijdlustig en wilde de studenten een platform bieden om de boycot van de Nolf-barak te verdedigen. De oplage bereikte in die periode een hoogtepunt. Er werd zelfs beweerd dat het blad de hoogste oplage van alle studentenbladen kende.
Na zijn studies kwam Geert De Rijcker tussen 1929-1930 naar Stekene op verzoek van zijn schoonbroer Victor Leemans. Ook hier duurde het niet lang of hij lag overhoop met de berekenaars die liever verdienen dan hun volk te dienen.
In 1935 werd hij arrondissementsleider van het VNV en in 1938 nam hij deel, als lijsttrekker, aan de gemeenteraadsverkiezingen in Stekene. Met de lijst Vlaams Blok behaalde hij 22% van de stemmen met als resultaat 2 gekozenen van de 11 raadsleden.
Twee jaar later stierf Dr.Geert De Rijcker veel te jong op 39- jarige leeftijd.
11 juli: Bij het graf van Fons Dhollander
Toespraak door Ivo De Cock, voorzitter Dr. Geert De Rijcker Kring.
Het eerste contact met Fons kreeg ik in het jaar 1958. De Volksunie had toen één gekozene in het parlement: Frans van der Elst.
Fons Dhollander en Abdon Heyse hadden enkele jongeren, jongeren hier in de goede betekenis van het woord, uitgenodigd op een spreekbeurt met Toon Van Overstraten.
Toon was indertijd op de leeftijd van 16-17 jaar naar het oostfront getrokken. Na de oorlog werd hij tot zijn 21ste heropgevoed door de Belgische staat.
Daarmee was voor Fons, Toon Van Overstraten de uitgelezen man om ons op het rechte pad te brengen.
Toon kwam ons vertellen dat wij er goed voor stonden. Hoe langer hij sprak en hoe meer pinten hij dronk, des te meer stegen onze kansen.
Wie het meest van al overtuigd werd, was Abdon Heyse. Die deed er nog een schepje bovenop door te beweren dat wij de “zaak” gewonnen hadden.
De wereld werd hier letterlijk op zijn kop gezet:
niet eerst zien en dan geloven, maar eerst geloven en dan zien.
Hij kreeg nog gelijk ook. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 werd de toenmalige CVP burgemeester Roggeman aan de kant gezet. Fons rook zijn kans en werd medeoprichter van de Stekense Belangen. Het resultaat mocht er zijn: de partij Stekense Belangen behaalde in één klap de volstrekte meerderheid.
Hoe dat mogelijk werd ,was in de eerste plaats te wijten aan de arrogantie van de CVP die haar eigen oud-burgemeester afgedankt had.
In de tweede plaats door de steun van het Algemeen Boerensyndicaat, beter gekend als “De Drietand”. Dat was trouwens de enige vereniging die de Stekense Belangen steunde. Het ABS was ontstaan uit de boerenbetogingen van begin jaren zestig.
Fons Dhollander steunde dat protest van bij de aanvang, meer nog ,hij werd een verwoed propagandist van in den beginne. Samen met Ludo Sels van het Boerenfront was hij nachten op dreef om het verzet mee te organiseren in gans Vlaanderen. Want zei Fons, ik rijd toch met mazout en dat kost niets. (wij weten intussen beter).
Fons was geen gemeenteraadslid zoals er dertien zijn in een dozijn. Hij zei wat hij dacht en hij deed wat hij zei. Hij had daarin een reputatie verworven.
Fons Dhollander, zei broeder Angelicus, durft alles, hij durft zelfs de waarheid zeggen.
Fons liet zijn kiezers niet in de steek, ook nooit gezien in de politiek.
Als gewoon gemeenteraadslid slaagde Fons er in om het probleem van de wateroverlast in Stekene op te lossen door een pompgemaal te plaatsen aan de Kaai.
Hij kreeg het zelfs gedaan om de watergangen te laten graven op kosten van de gemeente. Fons had berekend dat dit goedkoper uitkwam voor de gemeente en de landbouwers voeren er wel bij.
Fons was een graag geziene dorpsfiguur. Dat werd bewezen op zijn begrafenis: niet minder dan elfhonderd bidprentjes werden toen bedeeld. Dat laatste was nog nooit gebeurd in Stekene.
Goede vrienden, laten wij hem, Dr. Geert De Rijcker, “Boerke” Van Brussel en allen die zich ingezet hebben voor een beter en zelfstandig Vlaanderen, gedenken met één minuut stilte.
Het eerste contact met Fons kreeg ik in het jaar 1958. De Volksunie had toen één gekozene in het parlement: Frans van der Elst.
Fons Dhollander en Abdon Heyse hadden enkele jongeren, jongeren hier in de goede betekenis van het woord, uitgenodigd op een spreekbeurt met Toon Van Overstraten.
Toon was indertijd op de leeftijd van 16-17 jaar naar het oostfront getrokken. Na de oorlog werd hij tot zijn 21ste heropgevoed door de Belgische staat.
Daarmee was voor Fons, Toon Van Overstraten de uitgelezen man om ons op het rechte pad te brengen.
Toon kwam ons vertellen dat wij er goed voor stonden. Hoe langer hij sprak en hoe meer pinten hij dronk, des te meer stegen onze kansen.
Wie het meest van al overtuigd werd, was Abdon Heyse. Die deed er nog een schepje bovenop door te beweren dat wij de “zaak” gewonnen hadden.
De wereld werd hier letterlijk op zijn kop gezet:
niet eerst zien en dan geloven, maar eerst geloven en dan zien.
Hij kreeg nog gelijk ook. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 werd de toenmalige CVP burgemeester Roggeman aan de kant gezet. Fons rook zijn kans en werd medeoprichter van de Stekense Belangen. Het resultaat mocht er zijn: de partij Stekense Belangen behaalde in één klap de volstrekte meerderheid.
Hoe dat mogelijk werd ,was in de eerste plaats te wijten aan de arrogantie van de CVP die haar eigen oud-burgemeester afgedankt had.
In de tweede plaats door de steun van het Algemeen Boerensyndicaat, beter gekend als “De Drietand”. Dat was trouwens de enige vereniging die de Stekense Belangen steunde. Het ABS was ontstaan uit de boerenbetogingen van begin jaren zestig.
Fons Dhollander steunde dat protest van bij de aanvang, meer nog ,hij werd een verwoed propagandist van in den beginne. Samen met Ludo Sels van het Boerenfront was hij nachten op dreef om het verzet mee te organiseren in gans Vlaanderen. Want zei Fons, ik rijd toch met mazout en dat kost niets. (wij weten intussen beter).
Fons was geen gemeenteraadslid zoals er dertien zijn in een dozijn. Hij zei wat hij dacht en hij deed wat hij zei. Hij had daarin een reputatie verworven.
Fons Dhollander, zei broeder Angelicus, durft alles, hij durft zelfs de waarheid zeggen.
Fons liet zijn kiezers niet in de steek, ook nooit gezien in de politiek.
Als gewoon gemeenteraadslid slaagde Fons er in om het probleem van de wateroverlast in Stekene op te lossen door een pompgemaal te plaatsen aan de Kaai.
Hij kreeg het zelfs gedaan om de watergangen te laten graven op kosten van de gemeente. Fons had berekend dat dit goedkoper uitkwam voor de gemeente en de landbouwers voeren er wel bij.
Fons was een graag geziene dorpsfiguur. Dat werd bewezen op zijn begrafenis: niet minder dan elfhonderd bidprentjes werden toen bedeeld. Dat laatste was nog nooit gebeurd in Stekene.
Goede vrienden, laten wij hem, Dr. Geert De Rijcker, “Boerke” Van Brussel en allen die zich ingezet hebben voor een beter en zelfstandig Vlaanderen, gedenken met één minuut stilte.
11 juli: toespraak door Alain Cleyman
Dank U, mr. de Voorzitter voor uw inleiding en uw vriendelijk uitnodiging om hier vandaag de tafelrede te mogen houden op deze 11 juli-viering. Of is het een 11 juli- herdenking ? Of beide ?
Dank U, Dames en Heren, Vlamingen opdat U mij welwillend wil aanhoren.
Ik ben bijzonder blij vandaag in Stekene te mogen spreken. Een gemeente in het Waasland dat voor mij en veel vrienden uit mijn Vlaams-Nationale generatie een welhaast mytische klank heeft.
Een gemeente waar mensen als Frans Van Brussel vandaan komen, het “Boerke Van Brussel”, geboren op 9 juli 1846, vandaag dag op dag 161 jaar geleden. Onmiddellijk na zijn eedaflegging als parlementair vroeg hij dat de agenda van de Kamer niet enkel in het Frans maar ook in het Nederlands zou worden gedrukt. Hij bekwam dat men hem een getypt exemplaar in het Nederlands ter beschikking stelde.
Hij was op dat ogenblik op zijn manier revolutionair en rebels. Misschien de eerste rebel in Stekene maar zeker niet de laatste.
Een gemeente waar illustere Vlaams-Nationalisten thuis waren, mensen als Dr. Geert De Rijcker en niet te vergeten de Dinaso’s Kamiel De Wilde, Emiel Van Doorselaer en Jef Mels.
Daarna een gemeente waar een oorlogsburgemeester opnieuw burgemeester werd, gedragen door de bevolking. Maar ook met rellen rond het Erepark en de mytische VMO en de belgicisten van de BJB.
Het is belangrijk dat we niet vergeten. Dat we herdenken, ook op een 11-juli viering. Misschien is een 11-juli viering juist het uitgelezen tijdstip om te herdenken.
Daarom dat ik vandaag, samen met U even wil verwijlen over ja waarom niet, over ons-zelf, onze beweging, onze Vlaamse beweging en proberen te her-denken maar niet zomaar herdenken maar her-koppelteken-denken.
Ik was enkele maanden geleden in New York, in het gebouw van de Verenigde Naties waar ik vond dat Vlaanderen ontbrak, ontbrak op de grote naamplaat in de hal waar alle landen in volgorde van grootte staan opgesomd.
Luxemburg, Letland, Zweden, Litouwen, … en ga zo maar door. Allemaal kleiner dan Vlaanderen dat met zijn meer dan 6 miljoen inwoners op ongeveer de 95e plaats van bijna 200 zou prijken. Net halverwege.
Zo klein zijn we toch niet.
Te klein zijn we helemaal niet, toch niet om onafhankelijk onze eigen trom te roeren.
Ik noem mezelf zo gemakkelijk Vlaams-Nationalist. U misschien ook. En ik vind dit evident, gewoon, ik ben Vlaams-Nationalist zonder complexen. Waarom niet.
Indien ik in Quimper zou geboren zijn was ik Bretoen en was Yann Fouéré mijn idool.
Indien ik in Cardiff was geboren zijn was ik Welshman en hield ik van de poëzie van Dylan Thomas.
Was ik in Meran of Bozen geboren zou ik als Sudtiroler door het leven gaan en een foto van de 18e-eeuwse vrijheidsheld Andreas Hofer op de schouw hebben staan.
Maar ik ben nu eenmaal in Vlaanderen geboren dus ben ik Vlaming en hou van de poëzie van Van Wilderode en Paul Snoek en heb een borstbeeld van die grote vrijheidsheld Joris Van Severen op mijn schouw staan.
Wij zijn een sociaal wezen dat wil en moet in groepsverband leven; de groep geeft ons steun, geeft ons geborgenheid, geeft ons … .
Het gezin, de wijk, de gemeente … zij vormen kleine groepen die ons zo dierbaar zijn en zonder hetwelk wij niet zijn, niet kunnen zijn.
Kunstmatige groepen blijven niet behouden, groepen moeten gevormd worden vanuit de buik en zo blijft een groep ook een groep.
De term natie is afgeleid van het Latijnse zelfstandig naamwoord natio dat op zijn beurt teruggaat naar het Latijnse werkwoord “nasci”, geboren worden en verwijst dus duidelijk naar “afkomst”, naar “komende van …”.
Een natie is een groep mensen, een gemeenschap, een sociale eenheid op een geografisch duidelijk omschreven territorium met een relatief eenvormige cultuur, met een nationaal bewustzijn welk bewustzijn als cement de mensen, de leden van de groep in gemeenschap samen houdt. Dit bewustzijn, het bewuste – zijn, het bewust deel uitmaken van een groep is niet enkel het buikgevoel maar ook de gist die de groep doet groeien. Als men zich bewust is van wie men is en van waar men komt dan weet men waar men heen wilt, ook in groep, ook als natie.
Het nationaal bewustzijn impliceert dus onvermijdelijk maar ook onverbiddelijk dat men zich bewust is van de eigen identiteit maar ook moet zijn want zonder dat bewust zijn van die eigen identiteit is er geen eigenheid noch van het individu noch van de groep, dus van de natie.
Het nationaal bewustzijn is het kind van de democratie zoals die zich ontwikkelde sedert de Amerikaanse Revolutie in 1776. De democratie vereist een nationaal bewustzijn en op zijn beurt impliceert het nationaal bewustzijn de democratie en dus is ons Vlaams Nationalisme uiteraard en onvermijdelijk democratisch. Wie anders beweert kent zijn geschiedenis niet.
En omdat ik mij bewust ben van mijn eigenheid, van mijn Vlaamse identiteit ben ik ook lid van de Vlaamse groep, die groep van mensen die wonen op Vlaams grondgebied dat ooit het favoriete slagveld was van vreemde heersers, een land met een eigen taal, reliëf, vegetatie, vlag en volkslied (u weet wel over die leeuw die in de belgische politiek niet brult maar als een lapjeskat enkel zachtjes miauwt), een collectief historisch geheugen dat bol staat van de nederlagen en het ongenoegen erover, …
Een volk ook met een eigen geschiedenis en met wortels in Griekenland en Rome maar ook in het katholieke Vlaanderen en het eigen paganistische Vlaanderen. Heel belangrijk trouwens die eigen gemeenschappelijke geschiedenis … “Een volk zonder geheugen, heeft geen toekomst …” zo verklaarde enkele jaren geleden volkomen terecht de toenmalige presidente van IJsland mevr. Vigdis Finnbogadottir. (De Standaard – 19.2.1994)
Kortom, ik ben –samen met U dames en heren – lid van en behoor tot een groep mensen die men gemeenzaam Vlamingen noemt en die samen een Vlaamse natie vormen, die ook de wil hebben een Vlaamse natie te vormen, te creëren.
De stap zetten van het lidmaatschap van de Vlaamse natie naar het Vlaams nationalisme is niet zo eenvoudig want betekent nationalisme niet “voorliefde voor eigen nationaliteit, eigen volk, eigen land” ?
En wat dan nog ? Mag ik mijn eigen kind niet liever zien dan het kind van de buurman ? Mag ik mijn eigen woning niet mooier vinden dan de woning van de buurman ? Mag ik niet op chauvinistische wijze mijn eigen gemeente de leukste vinden ? En mag ik mijn eigen volk niet liefhebben, mijn eigen land ?
Dames en heren, het is mijn verdomde plicht als vader om mijn eigen kind liever te zien.
Het is mijn verdomde plicht als zoon van mijn ouders mijn eigen familie liever te zien.
Het is mijn verdomde plicht als Vlaming mijn eigen Vlaamse volk volk graag te zien.
Het is als bewust lid van die groep, van die natie dus mijn verdomde plicht om te streven naar politieke zelfstandigheid van mijn groep, van mijn volk, van mijn natie. En dat is nu juist de tweede betekenis die aan ons politiek nationalisme kan worden gegeven: het streven naar politieke zelfstandigheid voor ons volk.
En is het dan gedaan ? We hebben immers doorheen de jaren van staatshervorming een vorm van politieke zelfstandigheid verkregen.
Neen, dames en heren, het is niet gedaan. Want louter streven naar politieke zelfstandigheid is geen Vlaams Nationalisme maar gewoon platte partijpolitiek.
Ons Vlaams Nationalisme beoogt zoals Maurits Van Haegendoren in 1971 in voor die periode reeds eerder gezwollen taal schreef “de ontvoogding en lotsverbetering van de Vlaamse mensen. Het wil de hefboom zijn tot persoonlijke ontplooiing.”
Welnu, het Vlaams Nationalisme wil nog steeds dat de Vlamingen, ons volk, onze groep het vandaag beter heeft dan gisteren en morgen beter dan vandaag.
En die groep van Vlaams Nationalisten, onze groep van Vlaams Nationalisten denken en menen dat voor die verdere ontvoogding een eigen Vlaamse Staat het beste, het uitgelezen instrument is.
Niet de splitsing van BHV is een doel, het is een middel om beter bestuur te garanderen, om de wettelijkheid te herstellen.
Niet een Vlaamse onafhankelijke staat met “vreemde meesters als heersers” is ons doel maar een Vlaamse onafhankelijke staat met Vlaamse bestuurders is een middel om beter bestuur te garanderen, om meer welvaart te verzekeren.
En dat is nu juist de betekenis van 11 juli, de betekenis van de Guldensporenslag die wij vandaag herdenken en misschien toch ook vieren.
Wij herdenken niet de onmiskenbaar historische belangrijke maar militaire overwinning van een niet professioneel volksleger op een beroepsleger van ridders en andere edellieden noch herdenken wij de overwinning van het gewone Vlaamse volk en hun “graaf” op de grote Franse imperialisten.
Wij herdenken wel dat de Guldensporenslag er voor gezorgd heeft dat ons volk opnieuw zelfrespect kreeg, dat Vlaanderen opnieuw Vlaanderen werd – niet in 1302 maar veel later door de Guldensporenslag te herdenken. Juist die herdenking is de aanvang van onze Vlaamse ontvoogding geweest.
De herdenking van de Guldensporenslag heeft er voor gezorgd dat het Vlaams Nationalisme ontstond, dat wij onze identiteit terug kregen, terug vonden.
De herdenking van de Guldensporenslag moet er steeds weer voor zorgen dat de Vlaamse ontvoogding verder gaat tot –zoals Anton Van Wilderode dichtte aan de Ijzertoren “Vlaanderen staat wordt”, tot Vlaanderen eindelijk vrij is.
Tot men in Wallonië eindelijk terecht kan zuchten: “On nous a volé la Flandre”. Men heeft ons Vlaanderen ontstolen.
Tot men in Vlaanderen terecht zal kunnen zeggen: wat we zelf doen doen we inderdaad beter.
Dank U
Stekene, 9 juli 2007
Dank U, Dames en Heren, Vlamingen opdat U mij welwillend wil aanhoren.
Ik ben bijzonder blij vandaag in Stekene te mogen spreken. Een gemeente in het Waasland dat voor mij en veel vrienden uit mijn Vlaams-Nationale generatie een welhaast mytische klank heeft.
Een gemeente waar mensen als Frans Van Brussel vandaan komen, het “Boerke Van Brussel”, geboren op 9 juli 1846, vandaag dag op dag 161 jaar geleden. Onmiddellijk na zijn eedaflegging als parlementair vroeg hij dat de agenda van de Kamer niet enkel in het Frans maar ook in het Nederlands zou worden gedrukt. Hij bekwam dat men hem een getypt exemplaar in het Nederlands ter beschikking stelde.
Hij was op dat ogenblik op zijn manier revolutionair en rebels. Misschien de eerste rebel in Stekene maar zeker niet de laatste.
Een gemeente waar illustere Vlaams-Nationalisten thuis waren, mensen als Dr. Geert De Rijcker en niet te vergeten de Dinaso’s Kamiel De Wilde, Emiel Van Doorselaer en Jef Mels.
Daarna een gemeente waar een oorlogsburgemeester opnieuw burgemeester werd, gedragen door de bevolking. Maar ook met rellen rond het Erepark en de mytische VMO en de belgicisten van de BJB.
Het is belangrijk dat we niet vergeten. Dat we herdenken, ook op een 11-juli viering. Misschien is een 11-juli viering juist het uitgelezen tijdstip om te herdenken.
Daarom dat ik vandaag, samen met U even wil verwijlen over ja waarom niet, over ons-zelf, onze beweging, onze Vlaamse beweging en proberen te her-denken maar niet zomaar herdenken maar her-koppelteken-denken.
Ik was enkele maanden geleden in New York, in het gebouw van de Verenigde Naties waar ik vond dat Vlaanderen ontbrak, ontbrak op de grote naamplaat in de hal waar alle landen in volgorde van grootte staan opgesomd.
Luxemburg, Letland, Zweden, Litouwen, … en ga zo maar door. Allemaal kleiner dan Vlaanderen dat met zijn meer dan 6 miljoen inwoners op ongeveer de 95e plaats van bijna 200 zou prijken. Net halverwege.
Zo klein zijn we toch niet.
Te klein zijn we helemaal niet, toch niet om onafhankelijk onze eigen trom te roeren.
Ik noem mezelf zo gemakkelijk Vlaams-Nationalist. U misschien ook. En ik vind dit evident, gewoon, ik ben Vlaams-Nationalist zonder complexen. Waarom niet.
Indien ik in Quimper zou geboren zijn was ik Bretoen en was Yann Fouéré mijn idool.
Indien ik in Cardiff was geboren zijn was ik Welshman en hield ik van de poëzie van Dylan Thomas.
Was ik in Meran of Bozen geboren zou ik als Sudtiroler door het leven gaan en een foto van de 18e-eeuwse vrijheidsheld Andreas Hofer op de schouw hebben staan.
Maar ik ben nu eenmaal in Vlaanderen geboren dus ben ik Vlaming en hou van de poëzie van Van Wilderode en Paul Snoek en heb een borstbeeld van die grote vrijheidsheld Joris Van Severen op mijn schouw staan.
Wij zijn een sociaal wezen dat wil en moet in groepsverband leven; de groep geeft ons steun, geeft ons geborgenheid, geeft ons … .
Het gezin, de wijk, de gemeente … zij vormen kleine groepen die ons zo dierbaar zijn en zonder hetwelk wij niet zijn, niet kunnen zijn.
Kunstmatige groepen blijven niet behouden, groepen moeten gevormd worden vanuit de buik en zo blijft een groep ook een groep.
De term natie is afgeleid van het Latijnse zelfstandig naamwoord natio dat op zijn beurt teruggaat naar het Latijnse werkwoord “nasci”, geboren worden en verwijst dus duidelijk naar “afkomst”, naar “komende van …”.
Een natie is een groep mensen, een gemeenschap, een sociale eenheid op een geografisch duidelijk omschreven territorium met een relatief eenvormige cultuur, met een nationaal bewustzijn welk bewustzijn als cement de mensen, de leden van de groep in gemeenschap samen houdt. Dit bewustzijn, het bewuste – zijn, het bewust deel uitmaken van een groep is niet enkel het buikgevoel maar ook de gist die de groep doet groeien. Als men zich bewust is van wie men is en van waar men komt dan weet men waar men heen wilt, ook in groep, ook als natie.
Het nationaal bewustzijn impliceert dus onvermijdelijk maar ook onverbiddelijk dat men zich bewust is van de eigen identiteit maar ook moet zijn want zonder dat bewust zijn van die eigen identiteit is er geen eigenheid noch van het individu noch van de groep, dus van de natie.
Het nationaal bewustzijn is het kind van de democratie zoals die zich ontwikkelde sedert de Amerikaanse Revolutie in 1776. De democratie vereist een nationaal bewustzijn en op zijn beurt impliceert het nationaal bewustzijn de democratie en dus is ons Vlaams Nationalisme uiteraard en onvermijdelijk democratisch. Wie anders beweert kent zijn geschiedenis niet.
En omdat ik mij bewust ben van mijn eigenheid, van mijn Vlaamse identiteit ben ik ook lid van de Vlaamse groep, die groep van mensen die wonen op Vlaams grondgebied dat ooit het favoriete slagveld was van vreemde heersers, een land met een eigen taal, reliëf, vegetatie, vlag en volkslied (u weet wel over die leeuw die in de belgische politiek niet brult maar als een lapjeskat enkel zachtjes miauwt), een collectief historisch geheugen dat bol staat van de nederlagen en het ongenoegen erover, …
Een volk ook met een eigen geschiedenis en met wortels in Griekenland en Rome maar ook in het katholieke Vlaanderen en het eigen paganistische Vlaanderen. Heel belangrijk trouwens die eigen gemeenschappelijke geschiedenis … “Een volk zonder geheugen, heeft geen toekomst …” zo verklaarde enkele jaren geleden volkomen terecht de toenmalige presidente van IJsland mevr. Vigdis Finnbogadottir. (De Standaard – 19.2.1994)
Kortom, ik ben –samen met U dames en heren – lid van en behoor tot een groep mensen die men gemeenzaam Vlamingen noemt en die samen een Vlaamse natie vormen, die ook de wil hebben een Vlaamse natie te vormen, te creëren.
De stap zetten van het lidmaatschap van de Vlaamse natie naar het Vlaams nationalisme is niet zo eenvoudig want betekent nationalisme niet “voorliefde voor eigen nationaliteit, eigen volk, eigen land” ?
En wat dan nog ? Mag ik mijn eigen kind niet liever zien dan het kind van de buurman ? Mag ik mijn eigen woning niet mooier vinden dan de woning van de buurman ? Mag ik niet op chauvinistische wijze mijn eigen gemeente de leukste vinden ? En mag ik mijn eigen volk niet liefhebben, mijn eigen land ?
Dames en heren, het is mijn verdomde plicht als vader om mijn eigen kind liever te zien.
Het is mijn verdomde plicht als zoon van mijn ouders mijn eigen familie liever te zien.
Het is mijn verdomde plicht als Vlaming mijn eigen Vlaamse volk volk graag te zien.
Het is als bewust lid van die groep, van die natie dus mijn verdomde plicht om te streven naar politieke zelfstandigheid van mijn groep, van mijn volk, van mijn natie. En dat is nu juist de tweede betekenis die aan ons politiek nationalisme kan worden gegeven: het streven naar politieke zelfstandigheid voor ons volk.
En is het dan gedaan ? We hebben immers doorheen de jaren van staatshervorming een vorm van politieke zelfstandigheid verkregen.
Neen, dames en heren, het is niet gedaan. Want louter streven naar politieke zelfstandigheid is geen Vlaams Nationalisme maar gewoon platte partijpolitiek.
Ons Vlaams Nationalisme beoogt zoals Maurits Van Haegendoren in 1971 in voor die periode reeds eerder gezwollen taal schreef “de ontvoogding en lotsverbetering van de Vlaamse mensen. Het wil de hefboom zijn tot persoonlijke ontplooiing.”
Welnu, het Vlaams Nationalisme wil nog steeds dat de Vlamingen, ons volk, onze groep het vandaag beter heeft dan gisteren en morgen beter dan vandaag.
En die groep van Vlaams Nationalisten, onze groep van Vlaams Nationalisten denken en menen dat voor die verdere ontvoogding een eigen Vlaamse Staat het beste, het uitgelezen instrument is.
Niet de splitsing van BHV is een doel, het is een middel om beter bestuur te garanderen, om de wettelijkheid te herstellen.
Niet een Vlaamse onafhankelijke staat met “vreemde meesters als heersers” is ons doel maar een Vlaamse onafhankelijke staat met Vlaamse bestuurders is een middel om beter bestuur te garanderen, om meer welvaart te verzekeren.
En dat is nu juist de betekenis van 11 juli, de betekenis van de Guldensporenslag die wij vandaag herdenken en misschien toch ook vieren.
Wij herdenken niet de onmiskenbaar historische belangrijke maar militaire overwinning van een niet professioneel volksleger op een beroepsleger van ridders en andere edellieden noch herdenken wij de overwinning van het gewone Vlaamse volk en hun “graaf” op de grote Franse imperialisten.
Wij herdenken wel dat de Guldensporenslag er voor gezorgd heeft dat ons volk opnieuw zelfrespect kreeg, dat Vlaanderen opnieuw Vlaanderen werd – niet in 1302 maar veel later door de Guldensporenslag te herdenken. Juist die herdenking is de aanvang van onze Vlaamse ontvoogding geweest.
De herdenking van de Guldensporenslag heeft er voor gezorgd dat het Vlaams Nationalisme ontstond, dat wij onze identiteit terug kregen, terug vonden.
De herdenking van de Guldensporenslag moet er steeds weer voor zorgen dat de Vlaamse ontvoogding verder gaat tot –zoals Anton Van Wilderode dichtte aan de Ijzertoren “Vlaanderen staat wordt”, tot Vlaanderen eindelijk vrij is.
Tot men in Wallonië eindelijk terecht kan zuchten: “On nous a volé la Flandre”. Men heeft ons Vlaanderen ontstolen.
Tot men in Vlaanderen terecht zal kunnen zeggen: wat we zelf doen doen we inderdaad beter.
Dank U
Stekene, 9 juli 2007
Abonneren op:
Posts (Atom)